Natuurlijk, je had ook relaties met een leeftijdsverschil – soms zelfs een fiks leeftijdsverschil – waarin beide partners zich oprecht tot elkaar aangetrokken voelden. Maar dan was er altijd iets waardoor ze minder ongelijkwaardig waren: dan was de jongen niet zo heel jong, of gewoon niet zo mooi, of een beetje dik, of die ouwe was wel zorgzaam maar beslist niet rijk; gewoon twee mensen die blij waren elkaar te hebben gevonden. Maar als de ene partner de middelbare leeftijd ruimschoots had bereikt en geld had, en de uitheemse liefdesprins was jong en bloedmooi, en de jachttrofee werd vol trots meegezeuld naar alle feesten en partijen, dan ontwikkelde de verhouding zich altijd volgens een vast patroon.

Dat die jongens het deden, was alleen maar logisch. Neem het ze eens kwalijk. Maar Harold vond het ongelofelijk dat die ouwe kerels het maar niet wilden snappen. Dat ze er stuk voor stuk in slaagden om zichzelf wijs te maken dat hún tropische toyboy nu eenmaal verzot was op mannen die ouder waren dan hun vader, met een kale kop en een buikje. Hij begreep niet dat ze, ondanks de talloze voorbeelden in hun omgeving, nooit schenen te zien aankomen dat ook hun exotische droomheld meer en meer ‘middelen’ nodig zou hebben om het gerimpelde weldoenerslijf nog te kunnen beminnen, en dat zij zelf steeds vaker hun portefeuille zouden moeten trekken voor het betalen van toelages, rekeningen, schikkingen en schades. En als die bruine bengel dan eindelijk was afgetaaid, doorgaans met een knallende ruzie, al dan niet gepaard gaand met het toebrengen van licht lichamelijk letsel of met het wederrechtelijk medenemen van allerhande consumentenelektronica die op straat verhosseld kon worden – er was er zelfs wel eens een geweest die uit wraak had getracht om de hele hut in de fik te steken – dan presteerde de ontgoochelde mensenvriend het niet zelden om binnen twee maanden een nieuwe Fernando te introduceren, die, in tegenstelling tot de vorige, ‘écht van hem hield’.

Harold zag het allemaal meewarig aan. Natuurlijk, hij kwam zelf ook nu en dan jongens tegen die een gierende lust door zijn lendenen joegen, maar hij piekerde er niet over om erachteraan te lopen. Zelfs als hij veel geld had gehad – wat niet het geval was; dezer dagen zelfs minder dan ooit – dan nog had hij het niet over de balk gesmeten om zich een half jaar te koesteren in de valse warmte van een gekochte liefde. Hij was wel wijzer. En de zeldzame keren dat het hem overkwam dat zo’n sappige, jonge vrucht zomaar zijn kant op kwam rollen, nou, dan was hij op zijn hoede; dan verzweeg hij dat hij een klein maar luxe appartement bezat aan de Brouwersgracht, met een spectaculair dakterras, en zei in plaats daarvan dat hij in Osdorp woonde. Als zijn gesprekspartner dan nog steeds niet afhaakte, dan bleef hij speuren naar alarmsignalen, zoals: ontwijkende antwoorden of zichzelf tegenspreken, of overmatig alcoholgebruik of een ongezonde belangstelling voor merkkleding, want zoals hij zichzelf altijd voorhield: ‘Things that look too good to be true, usually are’. En gewoonlijk kreeg hij weldra de bevestiging dat ook dit dartele stoeidiertje op zoek was naar niets anders dan een rijk gevulde ruif. En dan was het voor hem onmiddellijk over en uit.

 

– 2 –

 

Harold liep met zijn flesje pils terug naar zijn vaste stek in de darkroom, een plek in een van de gangen vanwaar hij het grootste deel van de ruimte kon overzien, in het bijzonder enkele van de hokjes waar hij een voorkeur voor had – omdat hij wist dat daar de lampjes het deden en dat de deuren ervan op slot konden. Die twee dingen vond hij belangrijk.

Je had grofweg twee soorten darkrooms: darkrooms die bestonden uit één grote ruimte die anonimiteit bood doordat het hele hok stikdonker was, en darkrooms die redelijk tot goed verlicht waren en die kleine cabines hadden waarin je je samen met je partner kon terugtrekken. Die eerste categorie vermeed Harold. Niet alleen was hij er in het verleden wel eens gerold op het moment dat zijn broek op zijn enkels lag, waarna hij zich nooit meer echt relaxed had gevoeld als hij op zo’n plek met iemand bezig was, maar bovendien vond hij het fijn om de man met wie hij seks had, te zien. Hij genoot van de lust in de ogen van de ander, hij genoot van het zien van een lekkere reet of een flinke, harde pik, hij vond het een ontzettend geil gezicht om zijn eigen lul in een mooie, ronde kont naar binnen te zien gaan, hij vond het opwindend om te zien hoe het lijf dat hij neukte, reageerde op zijn stoten, kortom, Harold wilde graag privacy én een lampje, en dus ging hij altijd naar darkrooms met hokjes, en onthield hij van welke hokjes de deur op slot kon en de verlichting het deed.

 

Op het moment dat hij tegen de muur aan leunde en de eerste slok van zijn bier nam, kwam er een nieuwe bezoeker binnen in de darkroom. Althans, alles wees erop dat dat gebeurde. Want de gang maakte een hoek van negentig graden, zodat Harold de entree niet kon zien. Maar bij de mannen die in die hoek stonden en dus de ingang wél konden zien, was de lome landerigheid opeens verdwenen: ruggen rechtten zich, buikjes werden ingetrokken en kinnen opgetild, en stuk voor stuk tuurden ze zogenaamd onverschillig maar zichtbaar gespannen naar wat niets anders kon zijn dan een nieuwe bezoeker die bepaald opmerkelijk moest wezen.

Zó ingrijpend was de omslag die zich ineens voltrok bij die paar mannen in die hoek, dat ook alle anderen in de ruimte opeens wakker leken te worden: binnen een paar seconden was het hele stel verveelde nietsdoeners veranderd in een meute jagers, opgewonden en alert, begerig loerend op de prooi die ze nog niet hadden gezien, maar wel… geroken.

In de stille ruimte weerklonken de langzame voetstappen waarmee de nieuwkomer de hoek van het gangetje naderde en er was niemand die niet naar de plek staarde waar hij elk moment kon verschijnen.

 

De mannen in de darkroom werden niet teleurgesteld. Er stapte een gestalte in het vale licht die Harold de adem volledig benam. Jong: midden twintig, hooguit. Hij was een allochtoon, overduidelijk, maar Harold had geen idee wat zijn afkomst was; de jongen had een karamelkleurige huid en onder zijn gitzwarte wenkbrauwen spiedden twee donkere ogen de duisternis in. Zijn haar was gemillimeterd. Hij had een stevige neus en een brede, gulzige mond met volle lippen. Het kon een latino wezen, maar hij kon ook een scheut Afrikaans bloed hebben; hij zou heel goed uit het Midden-Oosten of uit Turkije kunnen komen, misschien ook van de Balkan, maar voor hetzelfde geld was het een Iraniër of zelfs een Pakistaan; het was het prototype van de donkere vreemdeling. Hij droeg een uiterst nauwsluitend camouflagepak met een brede riem om zijn middel en een verschoten groen petje. Hij liep op kistjes. Hij leek wel een guerillastrijder; door zijn outfit en zijn geschoren kop natuurlijk, maar eerlijk gezegd nog meer door zijn strakke, priemende blik, door zijn kaarsrechte nek, door zijn vloeiende bewegingen en door de vorm van zijn lichaam; want dat was zeer atletisch, maar leek absoluut niet op het lichaam van een bodybuilder of van een gestylede sportschoolhomo. Nee, het lijf van deze nieuwe bezoeker was weliswaar slank van bouw, maar het was zo compact als het lichaam van een jonge vechthond: de krachtige spieren golfden onder het strakgespannen vel en leken te worden aangedreven door een huiveringwekkende energiebron, die in bedwang werd gehouden door een ijzeren wil. Hij was niet zo lang. En zijn uitstraling was driest, maar tegelijk bloedserieus; hij had iets hards, iets eisends, iets compromisloos over zich, wat de indruk versterkte dat hij hier rechtstreeks naartoe was gekomen van een of ander onbarmhartig front.

 

De jongen – want zijn postuur en zijn oogopslag maakten hem toch eerder tot een jongen dan een jongeman – zette zich in beweging. Hij liep de darkroom in, Harolds kant op, met een rustige, zelfverzekerde tred, zo soepel als een roofdier. Harold slikte moeilijk. Al zijn alarmbellen rinkelden oorverdovend. Deze duistere oorlogsprins was heus niet op zoek naar een uitgerangeerde welzijnswerker van zesenvijftig met dun wordend haar, die in een krijtstreeppak in een darkroom stond omdat hij net van het zoveelste zinloze sollicitatiegesprek kwam. Nee, die zocht óf een soortgenootje om mee te ravotten, óf hij zocht een kapitaalkrachtige sukkel die hij kon inpakken en kaalplukken. Harold was geen van beide.

Hij dwong zichzelf dan ook om zijn blik los te maken van het donkere jongensdier dat in zijn richting kwam, en quasi ongeïnteresseerd de andere kant op te kijken, recht in vijf of zes paar ogen die zaten vastgekleefd aan de nieuweling achter hem, schroeiend van begeerte. No way! dacht Harold. No way dat hij met deze gast ging aanpappen. Natuurlijk zou hij laatdunkend worden afgewezen. Natúúrlijk!

Maar Harold wist donders goed dat wat hij werkelijk vreesde, was: dat hij níet zou worden afgewezen…

 

Hij bleef krampachtig naar links kijken, terwijl hij de jongen vanaf de rechterkant hoorde naderen. Voelde naderen. Zag naderen – jazeker! Door de volmaakt synchrone bewegingen van de hongerige ogen tegenover hem zág hij de jongen achter zich als het ware dichterbij komen! Het was ook aan die ogen dat hij zag dat de jongen tot stilstand kwam, vlak bij hem in de buurt, nog vóór hij zich ervan bewust werd dat het geluid van de voetstappen was opgehouden. Hij bewoog zijn hoofd niet. Voor geen goud wilde hij de gestalte zien die… godverdomme, hij voelde een vochtigwarme luchtstroom in zijn hals… Niet kijken, Harold, niet kijken!

Het lukte: hij keek niet.

Weer die luchtstroom. Het móest de jongen zijn. Hij rook ook zijn zweet: een zoete lucht, maar met een scherpe noot erin. Niet kijken!

 

Toen voelde hij een hand op zijn borst. Hij bleef roerloos staan. De hand bewoog zich over de rechterrevers van zijn jasje, plukte aan de stof, pakte de revers stevig vast. Met zijn hoofd nog altijd krampachtig opzij gedraaid hoorde en voelde Harold dat de jongen vlak voor hem kwam staan en het textiel uitgebreid betastte, tussen zijn duim en zijn vingers, en het bijna keurend wreef. Langzaam daalde de hand af naar zijn taille. Lager. En nog lager.

En terwijl Harold wist dat het ging gebeuren – want zeg zelf: wat had er anders moeten gebeuren? – schrok hij niettemin toen de hand daadwerkelijk zijn kruis bereikte, de vingers zich rustig maar zonder enige aarzeling om zijn zaakje legden en na een korte pauze met trage bewegingen zijn lul en ballen begonnen te kneden.

Harolds pik reageerde onmiddellijk. Terwijl hij als versteend tegen de wand leunde en amper adem durfde te halen, werd het bloed van alle kanten naar zijn kruis gestuwd; zijn kruis, dat gloeide en tintelde en rillingen door zijn onderlijf zond; rillingen die langs zijn ruggengraat omhoogliepen, via zijn nek tot zijn kruin aan toe; alsof het verdomme de eerste keer van zijn leven was dat hij door een man werd aangeraakt.

Hij voelde hoe de bron van de warme luchtstroom dichter- en dichterbij kwam, en nóg dichterbij; tot een hete, natte mond zich op zijn hals legde, zijn huid tussen twee zachte lippen naar binnen zoog en erop begon te knabbelen.

Harold merkte dat hij hijgde. Hij bleef halsstarrig opzij kijken, in de ogen van de mannen die daar stonden; ogen die smeulden van afgunst. Alsof hij het noodlot over zichzelf zou afroepen als hij zijn blik zou vestigen op de jongen vóór hem, terwijl hij datzelfde noodlot kon temmen en afwenden door glashard vol te houden dat hij niet wist – niet kón weten – wie het was die zijn geslachtsdelen masseerde en zijn hals kuste.

Maar zijn lul wist het maar al te goed: die stond recht overeind. De hand kneep met krachtige pompbewegingen in de stijve schacht, zodat die harder en harder werd. De hete lippen lieten zijn hals los. Scherpe tanden beten kort in zijn rechteroorlel; fel maar beheerst, de pijn was nog nét te doen. Harold hoorde een schorre stem in zijn oor: ‘I want you to fuck me.’

En hoewel Harold gezworen zou hebben dat zijn geslacht al hartstikke stijf was, helemaal gevuld met bloed, werd het binnen een oogwenk nóg groter en nóg harder zodra deze woorden tot hem doordrongen en het besef tot hem kwam dat deze weergaloze jongen zich… zich aan hem, Harold Haanstra… aanbood… De jongen voelde het en zoog luidruchtig lucht in zijn longen. ‘Yeah…’ gromde hij. De hand nam de basis van zijn pik in een ijzeren klem, zodat het bloed dat in Harolds lul was gepompt er niet meer uit kon en het orgaan tot knappens toe opzwol. Blijkbaar beschouwde de donkere vreemdeling Harolds fysieke reactie op zijn voorstel als een instemming, want hij liet zijn lul gaan en greep zijn bovenarm; en de hese stem zei: ‘Come.’

Einde fragment

Meer lezen?
Je kunt ‘Jongenssprookjes Deel 4’ of het luisterverhaal ‘De gouden engel’ hier kopen.