Hij ging op een omgevallen boom zitten. ‘Wat is er nou gebeurd, Onno?’

Onno ging naast hem zitten en vertelde, eerst nog met horten en stoten maar van lieverlede wat rustiger, dat Bob van der Burg en zijn vrienden hem op het bospad hadden tegengehouden en van zijn fiets getrokken.

Bob van der Burg was berucht op school. Hij zat in vier havo en was een onbehouwen, brutale jongen met een schatrijke vader. Hij was altijd aan het voetballen en hing continu rond in de kantine van de club, waar hij veel te veel bier dronk, hij trapte rotzooi met zijn kornuiten en pestte andere leerlingen. Bob deed geen fluit aan zijn schoolwerk, zodat hij al eens was blijven zitten en ook dit jaar zag het er niet best voor hem uit. Als er geen wonder gebeurde, zou hij zeker niet overgaan naar de vijfde en dat betekende dat hij naar het vmbo zou moeten. En de school zou hem niet met spijt zien vertrekken. Een van Jaspers collega’s had hem ooit omschreven als ‘een ruwe bolster met een rotte pit’.

De vier jongens hadden tegen Onno geroepen dat hij een ‘vieze homo’ was. Ze hadden zijn broek naar beneden getrokken en hem aan een boom gebonden. Bob had het bordje geschreven, het vastgemaakt aan een kurk die hij in het bos had gevonden en die kurk in Onno’s kont geduwd. Daarna waren de jongens lachend weggegaan. Eén van hen had alles gefilmd met zijn telefoon. Onno had er zeker een uur gestaan voordat Jasper langskwam.

‘Allemachtig, Onno, wat vreselijk!’ zei Jasper ontdaan, terwijl hij een arm om de jongen heen sloeg. Hij voelde dat de tengere schouders weer begonnen te schokken. Diep van binnen was hij witheet van woede, maar daar sloot hij zich voor af. Eerst had zijn leerling hulp nodig.

 

‘Kom op, we gaan naar de huisarts, om die kurk eruit te laten halen.’

‘Nee, meneer Van ’t Woud, niet naar de huisarts! Mijn tante is daar assistente! Dan komen mijn ouders erachter.’ Gottegot, ook dat nog.

‘Naar een andere dokter, dan? Of naar de eerste hulp van het ziekenhuis?’

Onno schudde wild met zijn hoofd. ‘Nee, echt niet! Kan ik ’m niet gewoon… uitpoepen?’

‘Ik weet het niet. Heb je gezien wat voor kurk het was? Was het een gewone kurk, van een wijnfles?’

‘Nee, het was een kurk van een champagnefles. Zo’n witte, van plastic.’

‘Van een champágnefles?! Och, jezus. Dat maakt het er niet makkelijker op.’

‘Zal ik hard aan het touwtje trekken?’

‘Nee, dat in geen geval! We weten niet hoe sterk het touwtje is en hoe stevig het om de kurk is geknoopt. En dat touwtje mag niet knappen, of losschieten, want dan kun je niet meer aan die kurk trekken. En als het dan met poepen niet lukt, dan moet je worden geopereerd. Nee, het moet supervoorzichtig gebeuren.’

Het jochie keek Jasper ontredderd aan. ‘Geopereerd…?’

‘Ja. Als je een kurk in je darm hebt zonder touwtje, die er met poepen niet uit komt, dan moeten ze snijden. Hoe wou je hem er anders uit krijgen?’

Onno begon weer te huilen. ‘Ik wil echt niet naar een dokter, ik ben veel te bang dat mijn ouders het te weten komen! Meneer Van ’t Woud, wilt u me niet helpen?’

 

Jasper schrok. Wat? Hij… helpen? Bedoelde Onno soms dat hij moest gaan proberen om… om die champagnekurk uit zijn… uit zijn kont te halen…? Sodeju… Hoorde dat nog wel bij zijn taken als docent? Het ging wel heel ver. Aan de andere kant, als die kurk niet naar buiten kwam wanneer de jongen naar de wc ging – en dat verwachtte Jasper, zeker bij een champagnekurk – dan moest er worden ingegrepen. En Onno zou heus niet uit zichzelf naar een dokter gaan, dat was wel duidelijk. En hij kon de jongen moeilijk aan zijn oorlel meesleuren naar een ziekenhuis. Niets doen was ook geen optie: die kurk kon er niet in blijven zitten. En… en álles was toch beter dan dat Onno zelf aan dat touwtje zou gaan trekken? Dan liep het in elk geval verkeerd af. Pfffff…

‘Nou ja, als het niet vanzelf gaat, dan wil ik… dan wil ik het wel proberen, als je erop staat. Maar als het me niet lukt, dan moet je echt met me mee naar het ziekenhuis, hoor! Beloofd?’ Onno knikte dankbaar. ‘Denk je dat je kunt fietsen met die kurk in je kont?’

‘Ik ga het proberen.’

‘Okay, anders gaan we lopen. Ik woon hier niet zo ver vandaan.’

 

Pas toen hij op zijn fietszadel ging zitten, merkte Jasper tot zijn schrik dat hij een erectie had. Shit, ook dat nog. Alsof de hele toestand niet al lastig genoeg was… Kon hij hier wel mee doorgaan? Eigenlijk vond hij van niet. Maar… wat moest hij dan? Moest hij soms tegen Onno zeggen: ‘Nou, doei hoor, je bekijkt het maar. Meneer Van ’t Woud laat jou barsten, met je kurk, want meneer Van ’t Woud heeft een stijve piemel’? Nee, dat kon hij in geen geval doen. Hij moest de jongen helpen, erectie of niet. Gelukkig droeg hij een strakke slip en een ruim vallende broek, je zag er niks van.

 

– 2 –

 

Onderweg naar huis overdacht Jasper hoe hij het aan zou pakken. Godverdegodver, een champagnekurk… Hoe haalde die Bob het in zijn hersens! Onno moest in ieder geval makkelijk liggen en superontspannen zijn en hij, Jasper, moest de boel goed invetten. En hij moest vooral zorgen dat hij die kurk in zijn vingers kreeg, zodat hij niet meer afhankelijk was van de sterkte van het touwtje en de betrouwbaarheid van de knoop.

Hoewel Jasper nu wist wat hem te doen stond, werd hij toch niet rustiger. Zijn eigen lichamelijke opwinding zat hem erg dwars. Hij had geen idee hoe hij met zoiets moest omgaan.

Hij had weinig seksuele ervaring. Op de basisschool had hij met de jongetjes in zijn klas ‘vies gedaan’, zoals ze dat onderling noemden: dan ontkleedden ze zich, ’s zomers onder wat struiken in een drooggevallen greppel en ’s winters op een hooizolder, en dan betastten en onderzochten ze elkaars naakte lichaam. Hij had daar intens van genoten, maar tot zijn spijt was de nieuwsgierigheid van zijn makkertjes steeds al na één of twee keer bevredigd en wilden ze daarna niet meer. Hijzelf wel. Hij wilde het wel het iedere dag! Noodgedwongen ging hij dan een ander klasgenootje overhalen. Het duurde soms maanden voor hij die volgende kandidaat zover had. Toen hij in groep acht van de basisschool zat, had hij met alle jongens in de klas van die opwindende momenten beleefd. En eigenlijk, als hij heel eerlijk was, waren dat zijn enige positieve ervaringen met seks.

Na de basisschool ging hij naar het vwo. Als zijn klasgenoten in het weekend naar de disco gingen om achter de meiden aan te zitten, dan bleef hij thuis om te lezen. Niet Anita en Shirley waren zijn heldinnen, maar madame De Bovary en Anna Karenina.

In zijn studietijd had een medestudente met wie hij samen een project deed, hem uitgenodigd om te blijven slapen, toen ze samen tot diep in de nacht bij haar op de kamer hadden zitten werken. Ze hadden wijn gedronken en er was een romantische sfeer ontstaan. Maar hij had er niks van gebakken: zijn lid was vrijwel slap gebleven. Het meisje had er niet moeilijk over gedaan en zelf was hij alleen maar opgelucht geweest, want hij had er als een berg tegen opgezien. Ze hadden er een grapje over gemaakt en waren elkaar gedichten van Baudelaire gaan voorlezen.

Veel later, toen hij al leraar was, was hij eens naar een parkeerplaats gegaan waarvan hij wist dat mannen elkaar daar ontmoetten, want hij was niet bekrompen en tenslotte waren zijn belevenissen in de greppels ook met jongens geweest, nooit met meisjes. Maar grote god, wat was dat een ontluisterende ervaring geworden… Hij was onthutst geweest door de botheid waarmee hem te verstaan was gegeven wat hij moest doen om de mannen die hij daar tegenkwam te gerieven, en door de liefdeloosheid waarmee zijn sekspartners hem hadden gebruikt om hun eigen bevrediging te bereiken. En de onverschillige manier waarop hij onmiddellijk daarna werd afgedankt, had hem hevig aangegrepen. Op weg naar huis had hij enkele malen moeten stoppen, omdat zijn ogen te betraand waren om verder te rijden.

Nee, de enige herinneringen aan lichamelijk contact die hij koesterde, dat waren de ontmoetingen in de drooggevallen greppels. En verder kon die hele seks hem gestolen worden. Nou, niet helemaal, eerlijk was eerlijk: af en toe, als zijn behoeften te zeer opspeelden, dan grasduinde hij op internet, op zoek naar seksverhaaltjes. Het meeste wat hij vond, was rommel. Sommige van de verhalen die hij aantrof, zaten best goed in elkaar, maar spraken hem toch in het geheel niet aan. Maar af en toe kwam hij, op een bepaalde website, tussen allemaal andere verhalen, zomaar ineens een verhaal tegen… dat wel speciaal voor hem geschreven leek te zijn, zin voor zin; een tekst die hem recht in het hart trof, die woorden gaf aan zijn diepste verlangens, die hem in een wilde vervoering bracht.

Hij verslond dan die tekst, flitste met zijn ogen over de regels, scherm na scherm, terwijl hij zijn broek openknoopte en zichzelf onder het bureaublad koortsachtig begon af te trekken en hij kwam dan kreunend klaar, terwijl het speeksel uit zijn mond op het toetsenbord droop en de laatste zinnen die hij had gelezen – en herlezen, en wéér herlezen – nog door zijn hoofd tolden…

Maar als hij dan, nadat de woeste werveling eindelijk was weggeëbd, weer helder kon denken en zag wat voor tekst het eigenlijk was die hem zo volledig had meegesleept, dan huiverde hij van schaamte en begroef zijn gezicht in zijn nog kleverige handen. Het was verkeerd, heel verkeerd. Hij moest hier weerstand aan bieden, hoe dan ook. Hij klikte dan haastig de website weg en nam zich heilig voor om er nooit meer naartoe te gaan. Iedere keer opnieuw.

En nu, op deze dinsdagmiddag, was hij, Jasper van ’t Woud, in precies zo’n verhaal beland, en er was geen enkele manier om eraan te ontsnappen zonder Onno in de steek te laten. En dat kon hij niet over zijn hart krijgen.

 

Toen ze in Jaspers huis waren aangekomen ging Onno naar de wc. Jasper wachtte in de hal.

Het bleef lang stil. Hij hoorde het gerinkel van een gesp. Zou het gelukt zijn? Hij voelde zijn hart kloppen. Toen de wc-deur openging en hij het bedrukte smoeltje zag, wist hij eigenlijk al voldoende. ‘Niet gelukt?’ Onno beet op zijn lip en schudde zijn hoofd. Jasper sloot heel even zijn ogen. Toen zei hij: ‘Okay, dan gaan we maar naar boven. Ik haal wat olie.’

Hij liep de keuken in, pakte een glazen bakje uit de kast en liet zijn blik langs de flessen met olie glijden. Olijfolie, dat leek ’m het best. Ondanks de zenuwen gleed er een glimlach over zijn lippen toen hij het etiket las: ‘extra vergine’. Hij goot een royale hoeveelheid in het schaaltje en ging de jongen voor naar zijn werkkamer op de zolderverdieping.

Hij legde een dubbelgevouwen deken op het grote, eikenhouten bureau, met een dikke handdoek eroverheen. Zijn handen trilden een beetje. Opeens schrok hij. ‘Zeg, Onno… moet jij niet even naar huis bellen? Het is al half zes.’

‘Nee hoor, op dinsdag zijn mijn ouders allebei laat thuis.’

‘Okay.’ Jasper rolde hij de mouwen van zijn overhemd op. ‘Goed, Onno, kleed je maar uit.’ Hoewel het nu onafwendbaar was geworden dat hij de jongen intiem zou benaderen, schroomde hij toch om openlijk toe te kijken terwijl Onno zich uitkleedde. Hij rommelde omstandig met de spulletjes op zijn bureau en controleerde zeker drie keer of zijn nagels wel kort genoeg geknipt waren en geen ruwe randjes hadden. Ondertussen deed Onno zijn schoenen uit en trok zijn trui over zijn hoofd. Hij had kleine, donkerroze tepels en zijn huid was zacht en glad. De jongen gespte zijn riem los, knoopte zijn broek open, liet hem over zijn slanke jongensbenen naar beneden zakken en stapte eruit. Daarna trok hij zijn sokken uit. Hij stond nu in een klein, blauwwit gestreept onderbroekje voor Jasper, met vragende ogen. Jasper knikte ernstig. Hij voelde een vreemde lichtheid in zijn hoofd. Zijn eigen lid begon weer in zijn broek te knellen, maar hij negeerde het. Onno trok zijn onderbroekje uit.

 

‘Okay, Onno, ga nu op je rug op het bureau liggen, met je kont mijn kant op, en trek dan je knieën naar je borst toe.’ De jongen zette zijn handen op het bureau en klom erop. Jasper stond achter hem, terwijl Onno zijn ene been hoog optilde en zijn knie op de rand van het bureau zette. Zijn kleine, ronde jongensbillen weken daarbij ver uit elkaar en Jaspers adem stokte bij het zien van het prille, roze sterretje in de onbehaarde bilspleet. Toen Onno op zijn knieën op het bureau zat, draaide hij zich om en ging op zijn rug liggen. Hij greep met zijn handen in zijn knieholten om zijn benen omhoog te trekken. ‘Lig je wel makkelijk zo? Het kan wel even duren, ben ik bang. Zal ik iets om je benen binden, zodat je ze niet de hele tijd hoeft vast te houden?’

‘Denkt u dat dat nodig is?’

‘Nou, het kan je helpen om te ontspannen en dat is op dit moment heel belangrijk. Ik moet nog ergens een paar stropdassen hebben.’ Jasper vond twee ouderwetse stropdassen in zijn slaapkamer: ze waren lang en breed. Hij bond ze met het brede deel om Onno’s kuiten, en het smalle deel bond hij om de poten van het bureau achter het hoofd van de jongen. Hij trok de dassen strak aan, zodat Onno’s kont een flink stuk van het bureaublad omhoogkwam en zodat zijn slanke dijen, wijd gespreid, nagenoeg horizontaal naar achteren kwamen te liggen. Midden in de bolle jongenskont, helemaal naar boven gekeerd, lag het matglanzende kransje, waar een touwtje van een centimeter of dertig uit hing.

 

Jasper verstelde de hoogte van zijn bureaustoel, zodat hij met zijn gezicht vlak boven Onno’s kont zat. Zijn eigen penis lag uiterst ongemakkelijk in zijn onderbroek en deed pijn, maar hij probeerde om er domweg niet aan te denken. Hij naderde met beide handen Onno’s lichaam. Hij plaatste zijn vingertoppen op de zachte, blozende jongenshuid en trok Onno’s billen nog iets verder uit elkaar. Ineens zag hij de drooggevallen greppels van lang geleden voor zich en voelde hij weer de argeloze opwinding die hij daar had beleefd. Pas na een paar seconden drong tot hem door dat zijn associatie voortkwam uit de geur die opsteeg van Onno’s onderlichaam. Een geur die hem deed denken aan… ja, aan wat? Aan bóter!, kwam opeens in hem op. Smeltende boter.

Onno’s roze sluitspier bolde iets op. Jasper probeerde zo gelijkmatig en vooral zo geruisloos mogelijk in en uit te ademen. ‘Zo, nu moet je goed opletten, Onno.’ Hoewel hij zijn uiterste best deed om zijn stem normaal te laten klinken, meende hij een lichte rasp te horen. ‘Dit is erg belangrijk: we moeten ervoor zorgen dat het touwtje niet breekt of van de kurk afglijdt. Dus ik kan de kurk er niet met kracht uit trekken, maar jij moet ruimte maken voor de kurk. Snap je dat?’

‘En hoe moet ik dat doen?’

‘Door je kont te ontspannen. Helemaal. En daar ga ik je bij helpen.’ Jasper haalde diep adem. ‘Ik ga je gaatje glad maken, en ik ga je te helpen om je te ontspannen, okay? O ja: mocht het pijn doen, dan hoef je je niet in te houden. In deze kamer draai ik soms luide muziek, dus ik heb hem heel goed geïsoleerd. Je hoeft niet bang te zijn dat iemand je kan horen. En als het echt érg veel pijn doet, dan moet je het eerlijk zeggen, want dan stoppen we. Dat wordt te link.’ De jongen knikte. Zijn onderlip trilde.

Het lichte gevoel dat Jasper eerder in zijn hoofd had gehad, breidde zich nu uit naar zijn borstkas en naar zijn maagstreek, maar ook naar zijn onderlijf, waar zijn harde lid zich inmiddels had weten te bevrijden uit zijn benarde positie en rechtop tegen zijn buik aan stond. Jasper merkte dat zijn handen beefden, maar hij had geen keus. Iemand moest die kurk eruit halen, en Onno wou immers niet naar een dokter? Hij had zijn vertrouwen in hem, Jasper van ’t Woud, gesteld. Dat kon hij toch niet beschamen?

Einde fragment

Meer lezen?
Je kunt ‘Jongenssprookjes Deel 4’ hier kopen.