De workshop
– 1 –
Martijn Verhagen had zijn hele leven van alle kanten gehoord dat hij mooi was, sinds zijn vroegste herinneringen. Hij wist niet beter. Hij had een bijzonder knap en regelmatig gezicht met donkerblonde krullen en heldere grijsblauwe ogen. Hij had een gave huid, een prachtig geproportioneerd, atletisch lichaam en een uitstraling die stoer maar tegelijk sensueel was. Hij was gewoonweg adembenemend om te zien. Alle mensen die hij ontmoette, waren van hem gecharmeerd en hij kreeg van iedereen alles gedaan. Op de havo wilde elk meisje niets liever dan zijn vriendinnetje zijn. Martijn was eraan gewend dat ieders aandacht zich altijd, als vanzelf, op hem richtte. Waar hij zich ook vertoonde.
Ongeveer vanaf zijn zeventiende begonnen mensen tegen hem te zeggen dat hij sprekend leek op Thom Hoffman in diens vroege jaren. Thom Hoffman werd zijn favoriete acteur. En het was eigenlijk met name omdat hij zo vaak had gehoord dat hij op Thom Hoffman leek, dat hij zo rond zijn negentiende met de gedachte begon te spelen om zelf ook acteur te worden.
Martijn zag zijn kans schoon toen hij ergens een oproep las om auditie te doen voor de rol van Harald in de film ‘Gifakker’, een Nederlandse speelfilm met een paar grote namen. De film ging over een boerenfamilie die wordt meegezogen in een landbouwgifschandaal. Harald was de naam van de jongste zoon. Men zocht een ‘aantrekkelijke, donkerblonde jonge man met een nonchalante uitstraling, voor een interessante bijrol’. Dat was Martijn ten voeten uit! Waarom zou hij het niet eens proberen? Zijn toerismeopleiding boeide hem allang niet meer en hij was wel toe aan iets nieuws. Hij had het erover met Marion – die inmiddels zijn vaste vriendin was – en die was meteen enthousiast. ‘Doen, Martijn! Stel je toch eens voor dat het lukt… dan word je beroemd!’
Hij werd inderdaad uitgenodigd voor de auditie. Hij deed reuze zijn best en sprong een gat in de lucht toen hij een week later werd gebeld met de tekst: ‘Jij bent het geworden, Martijn!’
Wat een paar maanden later volgde, was niet minder dan een jongensdroom die werkelijkheid werd: hij was zomaar ineens acteur. Filmster, zei hij stiekem tegen de spiegel.
De dagen op de set waren lang. Want de rol van Harald was een bijrol, zeker, en Martijn had in ‘Gifakker’ geen lange, dramatische dialogen, zoals sommige andere acteurs, maar niettemin had hij veel korte scènes te spelen, met af en toe een of twee zinnen tekst. Hij kwam heel regelmatig even in beeld, niet zelden met ontbloot bovenlichaam – tot zijn vreugde, want hij wist dat zijn lijf er geweldig uitzag. In zijn belangrijkste scène had hij zelfs alleen maar een onderbroek aan! Weliswaar zo’n ouderwets wit slobberding, maar toch… De bewonderende blikken die hij oogstte wanneer hij halfnaakt op de set rondbanjerde, deden wonderen voor zijn zelfvertrouwen. Binnen een paar weken besloot Martijn om met zijn opleiding te stoppen. Hij had een nieuwe toekomst gevonden.
Hij kon het goed vinden met zijn collega’s. De een palmde hij in met zijn uiterlijk, de ander met charme en nog weer anderen vonden hem gewoon een aardige jongen. En dat was hij ook.
Het voelde buitengewoon luxe dat hij iedere dag met een auto werd opgehaald en thuisgebracht, maar Martijn had niet verwacht dat hij dikwijls hele dagen moest wachten in een bus, voor soms slechts een kwartiertje ‘draaien’. Maar dat hoorde er blijkbaar bij.
Ook de opnames zelf verrasten hem. Als hij iets moest zeggen, bijvoorbeeld: ‘Ik wou dat vader er nooit aan begonnen was’, dan leek het niemand uit te maken hoe hij dat precies zei. Of hij het nou boos zei, of verdrietig, hard of juist zachtjes, geen mens schonk er enige aandacht aan. En wanneer de scène over moest – en het moest voortdurend over – dan was dat nooit omdat de regisseur ontevreden was over Martijns spel, of over dat van zijn medespelers, maar altijd wegens technisch malheur: het licht werd weerkaatst in een brillenglas, de geluidsman meende in de verte een vliegtuig of een brommertje te horen of de microfoonhengel had in het beeld gehangen.
Hij had het erover met de actrice die zijn oma speelde, doch zij wuifde zijn zorgen weg en zei met haar luide, diepe stem: ‘Lieve schat, films worden tegenwoordig gemaakt in de montagekamer. Ik begrijp nog steeds geen bal van dit verhaal. Maar dat geeft niks. Nergens over nadenken, gewoon doen wat je gezegd wordt. Dat doe ik ook en dat gaat uitstekend.’
Nu, dat laatste klopte in elk geval. Want Johanna van Buren was een echte ster en haar spel droeg de hele film. Zij speelde de formidabele grootmoeder van de familie, die als een vorstin heerste over de boerderij met haar gloeiende ogen en haar geweldige stem, die soms teder, soms streng en soms ijs- en ijskoud was. De beroemde stem die kon kermen, flemen en aanstekelijk schateren, maar ook blazen van woede en druipen van venijn.
Hoewel er heel wat mensen op de set waren die een hekel hadden aan Johanna en hij zelfs wel eens had gehoord dat sommigen haar ‘Johanna de Waanzinnige’ noemden – als ze er niet bij was natuurlijk – was Martijn juist erg op haar gesteld geraakt. Want ondanks haar roem was ze tegenover hem altijd hartelijk. Hij ging graag naar haar toe om een praatje te maken, vertelde haar over zijn ambities en luisterde ademloos naar alle verhalen en anekdotes over mensen in de film- en toneelwereld die ze uit haar mouw schudde. Ze kende letterlijk iedereen. Als ze het over Rutger had, wist hij dat ze Rutger Hauer bedoelde en Willeke was natuurlijk Willeke van Ammelrooy. Iedereen die iets voorstelde in het vak kwam op haar verjaardag, zodat dat een groot societygebeuren was, waar de bladen verslag van deden.
Johanna van Buren had op haar negenenzestigste alle grote rollen gespeeld in alle grote theaters en ze had talloze belangrijke speelfilms en legendarische tv-series op haar naam staan. Ze was een van de ‘grandes dames’ van het Nederlandse toneel. Als journalisten haar vroegen naar het geheim achter haar succes, zei ze iedere keer met een sonore lach: ‘Ach, ik heb vijftig jaar geleden het geluk gehad dat ik de rollen kreeg die Ellen Vogel tien jaar daarvóór had gespeeld en dat is alsmaar zo gebleven.’
Martijn genoot van alle aandacht tijdens de feestelijke première en begon warempel te blozen toen een stel meiden op straat begon te gillen op het moment dat hij voor Tuschinski uit de limousine stapte; daardoor raakten ze natuurlijk helemaal door het dolle heen.
In de bioscoop keken Marion en hij hun ogen uit naar alle beroemdheden die daar rondliepen. Weer terug op zijn studentenkamer trokken ze nog een fles champagne open en ze glimlachten ontroerd naar elkaar: nu zou het gaan gebeuren… Martijn was inmiddels eenentwintig en zijn filmcarrière was gestart.
In de weken na de première wist Martijn niet zo goed wat hij moest doen. Zijn agenda was ineens leeg en zijn telefoon rinkelde niet meer. Af en toe belde hij eens een van zijn collega’s, maar iedereen had alweer ander werk en was druk. Op de een of andere manier had hij het idee gehad dat het nu vanzelf zou gaan, doch dat bleek niet het geval. Hij zat gewoon thuis, klaar. Op een studentenkamer, zonder studie. Marion was druk in de weer met haar verpleegkundeopleiding.
Martijn besloot om zich in te schrijven bij een paar castingbureaus. En na een tijdje kwam daar ook af en toe wel iets uit. Een kleine rol in een commercial of een bedrijfsfilm, meestal als glazenwasser, loodgieter of monteur, dat soort dingen. Of als boerenknecht, natuurlijk. Dat verdiende uitstekend – helemaal als je het per dag bekeek, maar zelfs per maand gerekend was het best te doen – en het was heerlijk om op straat en op feestjes te worden herkend. Maar een nieuwe speelfilm of een tv-serie diende zich vooralsnog niet aan. Blijkbaar moest hij geduld hebben.
Hij nam voortvarend een abonnement op alle roddel- en societybladen; het minste wat hij kon doen was op de hoogte blijven van ontwikkelingen in het vak.
Martijn begreep dat hij zelf iets moest ondernemen en deed auditie voor de toneelschool, in Amsterdam en in Maastricht, maar hij werd in beide plaatsen afgewezen; in Amsterdam omdat ze hem ‘te geremd’ vonden en in Maastricht omdat zijn vooropleiding onvoldoende zou zijn. Ze vroegen hem daar wie de schrijver was van het toneelstuk ‘Antigone’. Hij wist dat het een of andere Griek was en gokte maar op ‘Onassis’, een naam die hij vaag ergens van kende. Dat was ‘hartstikke fout’, zo werd hem onomwonden medegedeeld. Martijn vond het bespottelijk dat hij werd weggestuurd omdat hij iets niet wist wat je zo kon googelen. Wat zochten ze hier nou eigenlijk? Acteurs met uitstraling of een wandelende encyclopedie? Maar men wenste over de uitslag niet in discussie te gaan.
Martijn bleef echter niet bij de pakken neerzitten. Hij nam toneellessen bij Inez van Schie, een ervaren actrice. ‘Je ziet er heel leuk uit,’ zei Inez tegen hem na afloop van de eerste les, ‘maar het ontbreekt je aan de meest elementaire techniek. Daar moeten we de schouders maar eens onder zetten.’ Ze liet hem monologen uit toneelstukken instuderen en onderwees hem daarna in het spelen ervan. Ook moest hij soms dezelfde tekst vanuit steeds een andere invalshoek interpreteren. Martijn vond het allesbehalve opwindend, maar het ergst vond hij de ademhalingsoefeningen die hij de hele tijd moest doen. Hij snapte heus wel dat een goede ademhaling het fundament was onder zijn spel, maar hij vond het werkelijk ontstellend saai. En omdat hij bovendien nooit de kans kreeg om het geleerde in praktijk te brengen – in zijn commercials en bedrijfsfilms had hij altijd kleine rollen, met weinig of geen tekst – verloor hij van lieverlede zijn motivatie en duurde het steeds langer voor hij Inez weer eens belde voor een les.
Naarmate de tijd verstreek, werd het alsmaar moeilijker om te blijven geloven dat het met zijn filmcarrière nog eens echt wat zou worden. Met Marions werk daarentegen ging het uitstekend; Martijn had daar soms wel wat moeite mee. Zij had een veelbelovende baan gevonden in het AMC en kreeg na een half jaar een vast contract, waardoor ze konden gaan samenwonen op een mooie etage in Amsterdam Oud-West.
Af en toe liet Martijn nieuwe foto’s maken, die hij naar de castingbureaus stuurde. En hoewel hij er eigenlijk op neerkeek, deed hij af en toe een modefotoshoot. Vijf dagen hard werken in de brandende zon in Kaapstad, in een wereldje dat aan elkaar hing van ijdelheid, cosmetica, drank en drugs. Het was niet eens zozeer voor het geld dat hij dat deed – hoewel hij het vernederend zou vinden om financieel afhankelijk te zijn van Marion – maar meer omdat hij hoopte dat iemand toevallig zijn foto’s zou zien en zou denken: hé, die dat is de vent die we zoeken!
Hij bleef trouw naar de sportschool gaan, want hij wist dat voor een jonge acteur uiterlijk heel belangrijk was. Hij had geen Schwarzeneggerambities; hij definieerde zichzelf als: ‘lekker gespierde boy next door’. Maar hij vond het steeds moeilijker om zijn setjes af te maken, want vaak vroeg hij zich halverwege af waar hij het allemaal voor deed.
Iedere keer echter als hij op het punt stond om resoluut te kappen met dat hele acteergedoe en een geheel andere wending te geven zijn leven, dan kwam er weer een aardige commercial voorbij en dan kreeg hij toch weer hoop.
Om ‘bij te blijven’ keek hij naar alle tv-series en ging hij wekelijks naar de bioscoop. Zodra hij een nieuwe rol zag van een acteur die hij kende van ‘Gifakker’, stelde hij alles in het werk om hem of haar een mooie bos bloemen te kunnen overhandigen. Die werd steevast met een stralende lach in ontvangst genomen, maar als hij vroeg of ze een keer samen konden gaan lunchen, dan had hij of zij daar helaas geen tijd voor.
Feitelijk, zo moest Martijn uiteindelijk toegeven, was hij huisman geworden. Hij had net genoeg werk om op feestjes te kunnen vertellen dat hij acteur was, maar daarmee was ook alles gezegd. In winkels of restaurants keken mensen nog wel eens naar hem, keken nog eens, stootten elkaar aan, fluisterden wat. En soms, even later: ‘Hé, ben jij niet… ben jij niet die boerenzoon, uit ‘Gifakker’?’ Dan knikte hij bescheiden en voelde zich trots. Maar het gebeurde lang niet meer zo vaak als vroeger, want er waren steeds minder mensen die zich ‘Gifakker’ herinnerden.
– 2 –
Op een woensdagmiddag liep Martijn op weg naar Tuschinski Annelies Beemsterboer tegen het lijf, die indertijd zijn moeder had gespeeld in ‘Gifakker’. Het was jaren geleden dat hij haar voor het laatst had gezien.
Hij begroette haar enthousiast en had de indruk dat ze het oprecht leuk vond om hem tegen te komen. Toen ze even hadden staan praten op straat, vroeg hij of ze tijd had om iets te gaan drinken. Dat had ze, tot zijn vreugde, en even later zaten ze achter de witte wijn.
Ze haalden herinneringen op aan ‘Gifakker’, hadden het over de rollen die Annelies sindsdien had gespeeld – dat waren er best veel – en daarna vertelde Martijn hoe het hem was vergaan. Dat hij van alles had geprobeerd om aan de bak te komen, maar dat het hem niet mee had gezeten. Dat hij was afgewezen voor de toneelschool, in Amsterdam omdat hij te geremd zou zijn en in Maastricht wegens zijn ontoereikende kennis van historische toneelstukken. Annelies zei dat ze dat laatste wel vaker had gehoord. Het was in het vak bekend dat ze in Maastricht met dat smoesje soms mensen wegstuurden bij wie ze geen enkel talent vermoedden. Als ze dat echter eerlijk zouden zeggen, dan leidde dat mogelijk tot dramatische taferelen en daarom zeiden ze dit. Martijn schrok ervan: geen enkel talent? Maar Annelies stelde hem meteen gerust: er waren zo veel mensen afgewezen voor de toneelschool die het daarna fantastisch hadden gedaan, zoals Gerard Cox en Theo Maassen en Paul de Leeuw en nog veel meer. Allemaal te licht bevonden, maar ze hadden zich er niet door laten ontmoedigen en Martijn moest dat vooral ook niet doen.
Toen vroeg Martijn of ze niet een tip voor hem had. Iets wat hij kon ondernemen om vaart te brengen in zijn loopbaan.
Nadat ze even had nagedacht vertelde Annelies dat ze een keer een workshop had gedaan bij Johanna van Buren. Die was een jaar na de opnames van ‘Gifakker’ met pensioen gegaan, met een feestelijke bijeenkomst in het Concertgebouw; Martijn had het op tv gezien. Ze nam geen rollen meer aan, maar ze deed nog wel workshops, een soort masterclasses.
Daarbij ontving ze twee acteurs of actrices, met wie ze twee dagen intensief werkte aan een scène uit een toneelstuk of een film. Het kostte duizend euro per persoon. Annelies had daar samen met een bekende acteur een scène gespeeld uit ‘Turks fruit’. Martijn vroeg wie die acteur was geweest, maar dat wilde Annelies niet zeggen. Dat was Johanna’s voorwaarde: je mocht naderhand wel over de workshop praten, maar je mocht niet vertellen wie je partner was geweest. Als ze dat namelijk niet zou afspreken met haar leerlingen, dan zouden de grote namen in het vak niet meer bereid zijn om zich door haar te laten uitfoeteren in het bijzijn van een beginner.
Want dat deed ze, dat uitfoeteren. Genadeloos. Johanna zei de verschrikkelijkste dingen tegen haar pupillen, vertelde Annelies. Daar kon Martijn zich wel iets bij voorstellen, want de diva kon uitzonderlijk vals uit de hoek komen, dat had hij geregeld meegemaakt.
Maar van Annelies’ spel was de oude dame uiteindelijk onder de indruk geweest. Ze had een paar weken na de workshop haar naam genoemd bij de regisseur van de veelbesproken tv-serie ‘De vondeling’ en daar was Annelies prompt voor gevraagd.
Martijn vroeg hoe de workshop was verlopen. Annelies vertelde dat het twee heftige dagen waren geweest.
Zo oud als ze was, had Johanna van Buren haar leerlingen door de mangel gehaald en met een ongehoorde energie gedwongen om zichzelf helemaal te geven. Andere toneeldocenten leerden hun studenten om te doen alsof zij het personage waren en lieten hen uit hun eigen emoties putten, die van nu of die uit het verleden. Johanna van Buren ging een stapje verder. Zij was ervan overtuigd dat het noodzakelijk was om als acteur ‘volkomen met je personage te versmelten’ en je ‘met huid en haar over te leveren aan de rol’. Daartoe dreef ze de acteurs meedogenloos op, tot het hoogtepunt van hun kunnen. Annelies had inmiddels meer mensen gesproken die een workshop bij Johanna van Buren achter de rug hadden. De sessies bleken beroemd en berucht: sommigen raakten er niet over uitgepraat, maar er waren er ook die er niet veel meer over wilden zeggen dan het ‘indrukwekkend’ was geweest. Ze had van verschillende kanten gehoord: ‘Twee dagen bij Johanna van Buren doen meer dan een jaar toneelschool.’
Martijn vond het ogenblikkelijk een fantastisch idee. Had hij daar maar eerder van geweten! Het had geklikt tussen Johanna en hem en hij wist dat ze echt iedereen kende. Annelies zei hem dat hij zich voor een workshop kon aanmelden via een brief, met een cv en foto’s. Je merkte pas op de dag zelf wie je tegenspeler was. Dat waren soms onzekere jonge mensen die zich voorbereidden op hun eerste auditie, maar soms ook gelauwerde acteurs die hun spel wilden verdiepen. Johanna van Buren maakte zelf de combinaties en koos de teksten; niemand had daar iets over te zeggen. Ze vond dat iedere acteur van iedere andere acteur iets kon leren en ze had geen zin in mensen die zichzelf te goed voelden voor een beginner. Ze kon het zich veroorloven om nee te zeggen, want de mensen stonden voor haar workshops in de rij.
Martijn bedankte Annelies uitbundig voor haar tip. En het kon niet op, want Annelies nodigde hem ook nog uit om die zondagmiddag, op haar verjaardag, een borrel te komen drinken. Er zouden ook wat collega’s komen. Martijn was opgetogen, want hij had niet vaak de gelegenheid om mensen uit het vak te ontmoeten.
’s Avonds schreef hij Johanna van Buren meteen een duidelijke en sympathieke brief: hij legde uit waarom hij graag bij haar een workshop wilde doen en kwam er rond voor uit dat hij was afgewezen in Amsterdam en Maastricht. Hij sloot ermee af dat hij zich erop verheugde haar weer eens te spreken, omdat ze vroeger altijd zo’n hartelijk contact hadden gehad. Hij stuurde zijn cv mee, vijf recente foto’s – een paar portretfoto’s natuurlijk, maar ook een totaalshot waarop hij alleen een superstrakke spijkerbroek droeg, waardoor zijn lichaam goed tot zijn recht kwam – en een schijfje met een paar commercials waar hij zelf tevreden over was. Vanaf het moment dat hij zijn brief had gepost lette hij erop dat hij zijn mobieltje voortdurend bij zich had en dat de batterij opgeladen was.
Op zondagmiddag ging Martijn naar Annelies, met een mooie bos gele rozen. Daar waren familie en vrienden aanwezig en inderdaad ook wat mensen uit de film- en tv-wereld, maar die stonden met elkaar te praten en Martijn wist niet zo goed hoe hij zich bij hen kon voegen.
Na een tijdje kwam er een beroemde acteur binnen, een ijdele oude man met een verwoeste huid. Iedereen in de kamer keek naar hem, maar de meeste mensen haastten zich om hun gesprek te hervatten alsof er niets aan de hand was. Martijn was opgewonden. Een echte ster, wat een buitenkans! Helaas voor hem dachten zijn vakgenoten er net zo over, want twee van hen gingen onmiddellijk met de man in gesprek en Martijn zag de anderen stuk voor stuk loeren op een kans om ook met hem aan de praat te raken. Zou hij nu… moest hij niet proberen… maar hoe moest hij hem aanspreken? Verdorie, hij was ook zo onhandig in die dingen! Hij zag met een mengsel van bewondering en afgunst hoe de ene collega na de andere de ster benaderde met een welgekozen opmerking over een nieuwe film of actuele tv-serie. Hij dacht koortsachtig na over een geschikte openingszin maar kon niets verzinnen.
Martijn had de hoop al opgegeven, toen de oude acteur plotseling naar hem keek en hem toeknikte. Martijn bloosde ervan. Onzeker knikte hij terug. En nu? Kon hij nu op hem afstappen? Maar… wat moest hij dan zeggen? Martijn Verhagen, sprak hij zichzelf streng toe, het is nu of nooit. Als je dit soort dingen niet durft, dan wordt het nooit wat met die carrière van jou. Wat kan je nou gebeuren? Hij knikt toch naar je? Vooruit dan, eropaf! Hij haalde diep adem en liep naar de man toe. Hij had het idee dat alle mensen in de kamer naar hem keken.
‘D-dag, meneer,’ stamelde hij. ‘Hoe maakt u het?’ Dat was natuurlijk een flutopening, maar iets beters schoot hem niet te binnen.
De man bekeek hem schaamteloos, van top tot teen. Martijn voelde zich slecht op zijn gemak onder de kille, gretige blik. ‘Uitstekend, jongeman, dank je,’ zei de acteur lijzig, terwijl hij zijn hoofd wat kantelde en zijn ogen dichtkneep tot kleine spleetjes. ‘En? Hoe gaat het met jouw carrière?’ Hij leek in ieder geval te weten dat Martijn acteerde, dus hij moest hem ergens hebben gezien én zijn gezicht hebben onthouden. Dat was al heel wat.
‘Nou, b-best… redelijk, meneer.’ Tot Martijns verbijstering stak de man zijn hand uit en begon ijskoud in een van zijn tepels te knijpen. Terwijl hij hem strak bleef aankijken, nam hij het kleine topje in een krachtige klem tussen zijn duim en wijsvinger en rolde er rondjes mee. Martijn voelde hoe al het bloed uit zijn gezicht wegtrok. Hij stond daar maar, als versteend, niet bij machte om te reageren; hij was volledig van de kaart. De acteur was ontzettend beroemd, maar… dit hoefde hij toch niet te nemen? Hij was toch geen… hoer?