De zoektocht van Alex Andriessen
Deel I – Over een jongen die het niet gemakkelijk heeft; over praatjes die geen gaatjes vullen; en over een goed adresje.
– 1 –
Het grachtenpand oogde streng, met zijn smalle, hoge ramen in een gevel van donkere baksteen. Doorgaans waren er kantoren gevestigd in deze zeventiende-eeuwse stadspaleizen, die waren gebouwd in de tijd dat Amsterdam het centrum van de wereld was en fortuinen vergaarde op de oceanen, met de handel in koffie, suiker, specerijen en slaven, want overal om me heen zag ik de chique koperen naamborden van banken, verzekeraars, pr-bureaus en advocaten. Maar blijkbaar waren sommige mensen rijk genoeg om te wónen in deze voorname panden, in deze monumenten van macht en rijkdom, aangezien ik hier vandaag een afspraak had bij ene Govert van Veere, die een briefje had opgehangen in de supermarkt, dat hij iemand zocht voor kluswerk aan zijn huis.
Ik was erg goed in klussen. Mijn vader was vroeger een hartstochtelijk klusser geweest, een allround bouwvakker, maar toen ik een jaar of tien was, kreeg hij een hartkwaal; hij kon bijna niks meer. We woonden in een oud huis en hadden weinig geld, en dus was ik degene die kluste, al vanaf mijn twaalfde, terwijl mijn vader op een stoel naast me zat en zei wat ik moest doen. En vooral: hóe ik het moest doen. Dat was af en toe om gek van te worden, maar het voordeel was dat ik nu vrijwel alles kon: elektra aanleggen, schilderen, leidingenwerk, timmeren, metselen, betonstorten, noem maar op. En dat kwam goed van pas. Ik had in een zwaar verwaarloosd studentenhuis in De Pijp een studiootje kunnen huren, dat ik grondig had opgeknapt. Maar met name bleek het klussen een ideale bijbaan te zijn. Anders dan mijn medestudenten, die meestal in winkels of bij callcenters werkten, kon ik veelal mijn eigen werktijden bepalen. En ik verdiende per uur een stuk meer dan zij. En nog zwart ook. Daar stond tegenover dat mijn inkomsten onregelmatig waren; soms had ik alleen klusjes van een paar uur hier en een halve middag daar en dan zat ik krap bij kas.
En nu moest ik dus aan de slag in een heus grachtenpand. Van buiten zag het er heel behoorlijk uit. De raamkozijnen zouden geschilderd kunnen worden, maar je kon ook gerust nog twee jaar wachten. De dakgoten en de regenpijpen waren zo te zien prima in orde. Nee, ik moest waarschijnlijk binnen aan het werk.
Ik belde aan; het naambordje hing onder de bel. Er floepte een cameraatje aan. Ik keek neutraal voor me uit.
‘Hallo?’
‘Goeiemiddag, ik ben Alex Andriessen. Ik heb gebeld over het klussen.’
‘Kom verder, Alex.’ Dat was de stem van het telefoongesprek. ‘Wacht even in de hal, als je wilt.’
‘Ja, meneer.’
De deur sprong zoemend van het slot. Ik duwde hem open en stapte naar binnen. Sodeju! Mijn mond viel open. Ik trok de voordeur zorgvuldig achter me in het slot en keek langzaam om me heen.
Ik stond in een royale hal. De vloer was bekleed met wit marmer, net als het onderste gedeelte van de wanden. Het plafond was prachtig gestuct, met rozetten, krullen en druiventrossen, en in het midden hing een kroonluchter. Alle deuren zaten strak in de lak; witte hoogglans. Tussen twee ervan hing een grote spiegel, met een rond tafeltje ervoor. Op dat tafeltje stond een vaas met reusachtige witte lelies.
Ik wachtte. Het duurde lang en ik begon te mijmeren over de mensen die hier woonden, in dit schitterende huis.
Altijd als ik op een nieuw adres kwam, fantaseerde ik erover dat daar misschien wel een leuke jongen zou wonen, die er goed uitzag, met wie ik dan… nou ja, die mij wel zag zitten, zal ik maar zeggen. En met wie het wat ging worden. Die mijn vriendje wou zijn en met wie ik seks zou hebben. Maar dat gebeurde nooit. Ik kwam steevast terecht bij oude mensen. Of bij gezinnetjes. Hooguit bij kalende vrijgezellen van rond de veertig, met flink wat overgewicht. Logisch ook: jongens van mijn leeftijd huurden geen klusser in. Maar toch bleef ik erover dromen, iedere keer opnieuw.
Bij deze Govert van Veere had ik aan de telefoon direct gehoord dat het een oudere man was. Hij had een mooie stem, heel diep en krachtig, dat wel, maar het was duidelijk niet een man om me illusies over te maken.