Het gevecht
– 1 –
Door een kleine opening, hoog in de muur, viel het maanlicht de bedompte kerker in. Omdat zijn ogen inmiddels aan het duister waren gewend, kon Milos alles onderscheiden: de bak met keukenafval die hun als eten was gebracht, de emmer waarin ze hun behoefte moesten doen en, naast hem op het vuile stro, zijn oom Dorion, met wie hij door zijn vader Ledeus op missie was gestuurd.
Dorion had zijn arm beschermend om hem heen geslagen. Milos lag met zijn wang op de sterke, brede schouder en snoof de lucht op die hij door en door kende; al vanaf zijn vroegste herinneringen had hij het gezelschap gezocht van zijn oom, die altijd als een grote broer voor hem was geweest: hijzelf was zeventien jaar en Dorion vierentwintig. Hij begroef zijn neus in de veerkrachtige spieren en zuchtte.
‘Probeer te slapen, Milos,’ fluisterde Dorion. ‘We zullen onze kracht nog nodig hebben.’ Milos bromde wat en sloot zijn ogen. Maar slapen deed hij niet. Hij zou het voor geen goud hebben toegegeven, maar hij was bang. Doodsbang.
Milos was de enige zoon van koning Ledeus van Kallinochia, een klein rijk dat gelegen was tussen de westelijke kust van de Peloponnesos en de berg Bator. Koning Ledeus verkeerde in grote moeilijkheden: zijn leger was uitgeput door de oorlogen met de Hellieten in het noorden, maar sinds enige tijd vielen daarnaast groepen rovers het rijk binnen aan de oostgrens, vanaf de berg Bator: ze doodden de mannen, onteerden de vrouwen en stalen het vee. Maar Ledeus beschikte domweg niet over genoeg manschappen om aan twee fronten tegelijk te vechten. Daarom had hij geen andere keus gehad dan zijn zoon Milos op reis te sturen naar het machtige Thyrgos, aan de andere kant van de berg. Daar moest de jongen de hand gaan vragen van de dochter van de koning. Die koning had grote belangstelling voor de zeehavens van Kallinochia, dus de missie had zeker kans van slagen.
Mocht de dochter van de koning er zelf ook iets over te zeggen hebben, nu, dan zat Milos op rozen. Want de prins was niet heel groot, maar zó mooi, dat alle meisjes van de Peloponnesos elkaar het hoofd op hol brachten met verhalen over zijn edele gelaatstrekken en zijn grote, bruine ogen, en over de sierlijke bewegingen van zijn slanke maar gespierde lichaam… Dus die dochter, die zou vast geen nee zeggen. En als de twee koninkrijken eenmaal door een huwelijk met elkaar waren verbonden, dan konden ze samen makkelijk de Hellieten én de rovers uitschakelen.
Alleen… hoe kwam de prins heelhuids door het gebied waar de rovers heersten? Ledeus kon zich niet veroorloven om een strijdmacht mee te sturen. Daarom was besloten om de missie juist heel onopvallend te laten verlopen en strikte geheimhouding te betrachten. Milos’ enige begeleider zou Dorion zijn, de jongere broer van de vorst, en de twee zouden reizen alsof ze eenvoudige volksjongens waren.
Dorion was een van de veldheren van het koninklijke leger en ondanks zijn jeugd reeds een legende onder de soldaten; hij was slim, sterk en moedig en had een buitengewone band met zijn manschappen: hij kende ieder van hen bij naam, wist hoe hun zonen heetten en hoe oud ze waren, en hij kon je van elke soldaat precies vertellen in welke veldslag hij had uitgeblonken en waar hij zijn littekens had opgelopen. De mannen gingen voor hem door het vuur. Milos ook. Al jaren had hij een grenzeloze bewondering voor zijn oom, die hem had meegenomen op lange ritten op zijn paard door de heuvels van Kallinochia, die hem had geleerd waarom water naar het laagste punt stroomt, die hem had getraind in het schieten met pijl en boog en in het vechten met de dolk en het zwaard, en die hem had uitgelegd waarom overdag op het slagveld dikwijls die generaal zegeviert die de avond ervoor het hart van zijn eigen soldaten heeft gewonnen.
Milos was er apetrots op dat hij sinds kort onder Dorion in het leger diende. Al bij twee veldslagen had hij aan zijn zijde gestaan. Hij had gevochten als een leeuw, vol verlangen om aan zijn oom te laten zien dat zijn jarenlange training vruchten afwierp. Hij had staan trillen op zijn benen toen hij zijn eerste man had gedood: een vijandelijk strijder had zich gereedgemaakt om zijn speer in Dorions rug te gooien en Milos had net op tijd zijn korte zwaard in ’s mans borst kunnen steken. Na afloop van de slag had Dorion hem omhelsd en hardop de goden gedankt voor zo’n uitmuntende soldaat. Milos had tranen in zijn ogen gehad.
Vol vertrouwen was hij samen met zijn oom afgereisd naar Thyrgos, maar het lot was hun ongunstig gezind geweest. Bij het naderen van de berg Bator waren ze overvallen door een groep van tien rovers. Ze hadden de mannen hun geldbuidel toegeworpen, in de hoop dat de schurken er met de buit vandoor zouden gaan.
De mannen hadden het geld natuurlijk opgeraapt, maar waren vervolgens hardnekkig door blijven vechten. Dorion had er drie gedood met zijn zwaard en Milos een met zijn dolk, maar de strijd was te ongelijk geweest. De zes overgebleven mannen hadden hun aanvallen verbeten voortgezet en uiteindelijk hadden ze hen beiden overweldigd, vastgebonden, meegenomen naar een primitieve burcht in het woud, ontkleed en in deze klamme kerker geworpen.
Wat zou hun te wachten staan? Wisten deze boeven wie hij en Dorion waren? Het viel te vrezen… Waarom zouden ze anders bereid zijn geweest zulke offers te brengen, terwijl ze hun geldbuidel allang bezaten? Maar… hoe konden ze dat dan weten? Was er soms verraad in het spel?
Dorion lag al lang zachtjes te snurken, maar Milos kon de slaap niet vatten. Zijn ogen gleden over het naakte lichaam van zijn jonge oom, dat werd verlicht door de smalle bundel stralen van de maan die naar binnen viel door de opening in de muur. Het zien van een naakt mannenlichaam was voor Milos de gewoonste zaak van de wereld, maar dit ene lichaam was voor hem altijd bijzonder geweest. Hij kende het van haver tot gort: de gespierde armen met de grote handen, de brede schouders, het krachtig gesneden gelaat met de halflange, donkere lokken, de ronde billen, de stevige dijen en benen. Ook de littekens; sommige klein en vaag, andere groot en kleurrijk. Voor Milos geen ontsieringen, maar eervolle herinneringen aan evenzovele gewonnen man-tot-mangevechten aan het front.
Zijn blik daalde af naar de platte buik; onder de navel begon een smal streepje van korte, donkere haartjes, dat verderop wat breder werd en uitmondde in een bosje glanzende krullen. Onder die krullen rustte het grote, vlezige lid van Dorion, lui opzij gelegen over zijn dij. Daar weer onder zaten de forse, ronde teelballen in hun strakgespannen zak. Ondanks hun omvang leken Dorions geslachtsdelen ook iets teders te hebben. Milos keek er graag naar. Hij had er ook wel eens stiekem aan geroken. Hij hield van de sterke, kruidige lucht die ervan opsteeg. Af en toe had hij erover gemijmerd hoe het zou zijn om ze aan te raken, hoe het zou voelen om er met zijn jongensvingers zachtjes overheen te strijken. Sterker nog, hij had er zelfs wel eens over gefantaseerd om met zijn lippen de top van Dorions geslacht te beroeren… en het daarna in zijn mond te stoppen… meer dan eens, zelfs… Hij bloosde als hij eraan terugdacht. Wat een zotheid! Hoe haalde hij het in zijn hoofd? Maar goed dat Dorion daar niets van wist! Maar zou… zou hij nu niet voorzichtig… heel even maar… alleen met zijn vingers…
En op de een of andere manier, tot zijn eigen verbazing, vatte hij nu, in deze koude en vochtige kerker, in bange onzekerheid omtrent het lot dat hun te wachten stond, de moed die hem tot nu toe altijd had ontbroken.
Terwijl hij ingespannen Dorions gezicht in de gaten hield en scherp luisterde naar diens zachte gesnurk, gleed zijn hand naar beneden, over de buik, over het schaamhaar… Zijn vingertoppen raakten de basis van Dorions lid aan. Het voelde zacht, maar toch stevig, en warm… Milos legde zijn hele hand op het indrukwekkende geslacht en voelde het zachtjes kloppen in zijn handpalm. Hij begon te hijgen en Eros nam bezit van hem: zijn eigen geslacht richtte zich razendsnel op. Wat voelde dit… intiem! Zijn vingertoppen kropen naar de top van Dorions lid en met zijn tot een ring gebogen duim en wijsvinger trachtte hij tevergeefs de grote, dikke eikel te omvatten. Er liep een rilling over zijn rug en begerig snoof hij de geur op die onder Dorions oksel vandaan kwam. Bij Apollo, wat was hij dol op zijn oom! Maar genoeg nu… Stel je voor dat Dorion wakker werd! Gelukkig ging het gesnurk ononderbroken door.
Milos legde zijn hand op Dorions borst en bevoelde een van de kleine, stevige tepels. Hij klemde zichzelf tegen het geliefde lichaam aan en gaf zich eindelijk over aan de slaap.